Gaat het boerenland steeds meer op veelkleurige bollenvelden lijken? De ‘strokenlandbouw’ is een veelbelovende proef, die minder chemicaliën vergt en meer biodiversiteit oplevert. Het is een van de vele voorbeelden in de P+ Special ‘Het boerenland van straks’ waarin bio-diversity centraal staat.
Worden we in de toekomst allemaal een beetje boer? Hoe vinden we het om zelf gewassen te telen in en rond de stad, als stadsboer? Hebben we er extra geld voor over wanneer melkveehouders samen met boswachters de weide natuurlijker maken?
Deze praktische vragen doemen op naar aanleiding van het kabinetsperspectief (Rutte III) op de NOVI. Een van de uitgangspunten daarin is:‘Een transitie van de landbouw is de komende decennia onvermijdelijk, waarbij landbouw weer in verbinding komt met mens, dier en omgeving’.
Een reeks deskundigen reiken in deze P+ Special praktische oplossingen aan. Wetenschappelijk onderzoeker Wijnand Sukkel van de Universiteit Wageningen is de drijvende kracht achter de strokenlandbouw, met 40 hectare aan proeftuinen in Flevoland.
We moeten gaan denken als regenwormen”
Het bestrijden van ziektes en plagen kan op een veel natuurlijker wijze gebeuren, wanneer gewassen op niet breder stroken dan vier tot zes meter worden verbouwd. Wieden en onkruid bestrijden kan met zelfsturende robots. Er hoeven dan ook geen zware landbouwmachines meer het land op, die door hun gewicht voor een ondoordringbare laag grond op 30 centimeter diepte zorgen. De opbrengst van mengteelt is volgens Sukkel 25 procent hoger met 30 procent minder ziektes.
Sukkel vat dit samen in de quote: “We moeten gaan denken als regenwormen.” Hij doelt daarmee op nieuwe machines, die de grond niet meer omploegen, maar met lange pennen van luchtgaten voorzien.
“We gaan de grenzen verzachten”
De toenmalige directeur Marc van den Tweel van Natuurmonumenten zegt in deze P+ Special over biodiversiteitsherstel dat hij graag zijn boswachters ter beschikking stelt om melkveehouders te helpen hun landerijen natuurlijker te maken. Hij doet dit in nauwe samenwerking met FrieslandCampina. Zijn visioen: “Wanneer hun weilanden naast onze terreinen liggen, gaan we die grenzen verzachten, meanderen. De natuur loopt straks meer in het weiland over en het weiland meer in de natuur.”
P+ toont dronebeelden van een weiland in Leusden met meer natuurlijker vormen, naast foto’s van stadslandbouw bij Almere en de strokenlandbouw bij Lelystad.
“We moeten naar georganiseerde rommeltjes toe”
Hoogleraar ecologie Louise Vet vertelt in P+ over het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, waarvan de partners veel oog hebben voor de financiering van de omslag. Ze praat niet alleen met de regering in het kader van de NOVI, maar ook met banken, met investeerders, pensioenfondsen en het Rijksvastgoedbedrijf, dat veel grond in de Flevopolders in eigendom heeft. Er doemen nu al constructies op die het boeren mogelijk maken op een natuurlijker manier te gaan werken. De nieuwe verdienmodellen komen onder andere samen in ‘koolstofbanken’. Hoe dit uiteindelijk voor stedelingen zichtbaar wordt? “We moeten naar geordende rommeltjes toe”, zegt Vet in P+, doelend op meer natuurlijke elementen in het boerenland, zoals struwelen, maar ook rijen met nutsbomen, zoals fruit en noten.
Vet heeft in P+ zowel oog voor de boeren als voor stedelingen die vinden: ‘Het boerenland is toch ook van ons?’
In de strokenlandbouw komen ook lange rijen fruitbomen te staan, waarvan boeren nu al zeggen: veel te lastig om die te oogsten.
Vet: “Dan vraag je toch aan de stadsbevolking om een eigen appelboom te kopen? Of een boom te adopteren? En jouw appeltjes zelf te plukken? We gaan in de toekomst rondom de stad veel meer boeren zien, die de interactie met de stedelingen zullen aangaan. Die bijvoorbeeld in opdracht van burgers gaan verbouwen, of hun groenten en fruit direct aan de stad aanbieden. Daar is sociale interactie. Verder weg van de stad zullen de grotere boeren op grotere percelen werken. Maar ook daar kun we de biodiversiteit vergroten, met een gelijke opbrengst aan producten. De ecologische kennis is er.”